Eerst: de albums die de lijst niet gehaald hebben, in chronologische volgorde:
Self Portrait (1970)
Hoogtepunten:
Days of ‘49
Dieptepunten::
All The Tired Horses,
Blue Moon,
Let It Be Me
Een poging van Dylan om de fans rond zijn huis van zich af te krijgen. De beruchte Rolling Stone recensie opende met de zin “What is this shit”? Die reactie is niet onterecht, want
Self Portrait is een vreemde mix van veelal slecht geproduceerde nummers, matige covers en onindrukwekkende live opnames. De openingstrack
All The Tired Horses, waarin een koortje voortdurend twee regels tekst herhaalt en Dylan niet te horen is, geeft meteen een duidelijk signaal af. Live versies van
Quinn The Eskimo,
Like A Rolling Stone en
She Belongs To Me zijn ondermaats, en de stroperige violen op covers als
Let It Be Me en
Blue Moon en originele nummers als het toch veelgeprezen
Copper Kettle zijn erg pijnlijk. Sommigen zeggen dat
Self Portrait in dezelfde stijl is gemaakt als het superieure
Nashville Skyline, maar dat kan maar van enkele nummers gezegd worden.
Self Portrait is een rommeltje dat bij mij vooral desinteresse opwekt.
Saved (1980)
Hoogtepunten: Saved,
Pressing On,
Are You Ready
Dieptepunt: In The Garden.
Volgens velen een van de slechtste, zo niet hét slechtste album van Dylan, maar ik prefereer de productie en de muziekstijl boven de andere albums die de lijst niet gehaald heb. De soul/gospel (inclusief koortje!) past niet heel goed bij Dylan, maar wel beter dan het meeste van zijn werk uit de jaren ’80. Het is zeker een minder goed album dan zijn andere religieuze plaat, maar toch vind ik dit nog best te pruimen. Over het algemeen is té simpele gospel, tenminste voor Dylan te simpel, en klinkt hij helaas erg belerend, en dat maakt het instrumentaal al saaie
In The Garden bijvoorbeeld vervelend. Maar het vrolijke
Saved vind ik aanstekelijk,
Pressing On weet me op de een of andere manier altijd weer te raken en
Are You Ready is qua muziek een hele aardige Ray Charles imitatie.
Shot Of Love (1981)
Vervelend gedateerd geproduceerde gospelliederen die de overtuiging en ziel missen van zijn vorige twee Christelijke albums. Dylan komt zelden echt tot leven en de ‘lossere’ rock benadering van de nummers klinkt vaak ongeïnspireerd. De teksten zijn nu ook niet bepaald briljant en de vleugjes wanhoop en paranoia die dit keer vermengd zijn in de geloofsbetuigingen overtuigen mij niet, net zo min als de generieke rockritmes, of er nou Beatles en Stones op mee spelen of niet. Het album krijgt ook de prijs voor lelijkste cover van een Dylan album.
Empire Burlesque (1985)
Hoogtepunt: Tight Connection To My Heart
Dieptepunt: When The Night Comes Falling From The Sky
De productie en mix zijn puur jaren ’80, en dat past niet bij Dylan. Dance producent Arthur Baker deed Dylan geen dienst ermee, vooral niet met de voorgeprogrammeerde drums. Ugh. Dylans teksten zijn ook niet van bijzonder niveau, en ze klinken niet erg geïnspireerd. Dat hij hierna writer’s block kreeg verbaast me niets.
Tight Connection To My Heart is nog wel een aardig nummer, maar daar tegenover staat de pijnlijke disco van
When The Night Comes Falling From The Sky.
Knocked Out Loaded (1987)
De cover van het album is leuk, maar de covers op het album, drie van de acht nummers, zijn dat allerminst. De inspiratie was duidelijk op, en de mensen die hem op andere nummers helpen met zijn teksten zijn duidelijk mindere goden. Sam Shepard mag dan mooie scripts kunnen schrijven (
Paris, Texas bijvoorbeeld), maar liedjes schrijven is niet zijn vak. Kris Kristofferson stelt ook teleur, die kan veel beter, net als Dylan zelf. Maar het absolute dieptepunt is nog niet bereikt, want dat is:
Down In The Groove (1988)
Alhoewel, zo groot is het verschil nu ook weer niet. Het enige positieve dat ik over dit album kan bedenken is dat Freek De Jonge van één van de nummers tien jaar later een cultureel fenomeen in de Benelux zou maken (
Na De Dood is een cover van
Death Is Not The End). Meer heb ik eigenlijk niet te melden over Dylans laatste misbaksel uit zijn slechtste decennium.
Under The Red Sky (1990)
Hoogtepunten: Under The Red Sky
Dieptepunten: Wiggle Wiggle
Wiggle Wiggle? Wiggle Wiggle?! En dat is dan de grootste poëet van de populaire muziek… Na de verlichting van het pareltje
Oh Mercy is dit zowel qua productie als teksten weer een flinke tegenvaller. Dylan stijgt weer eens nauwelijks boven de middelmaat uit, maar doet dat gelukkig nog wel op een flink prettigere manier dan op zijn slechte platen uit de jaren ’80. George Harrison (gitaar) en Elton John (piano) leveren op het titelnummer een goede instrumentale bijdrage, waardoor dat nummer net wat boven de rest uitstijgt. De bluesnummers vallen in het niet bij zijn recente materiaal op hetzelfde vlak.